Gastblog van Ludo Driesen
Ik heb in mijn leven toch wel een paar duizend pagina’s geschreven, vooral non-fictie. Sedert ik met pensioen ben, ben ik mij gaan bezighouden met fictie. Met veel plezier schrijf ik – hopelijk spannende – misdaadromans voor kinderen van 9 tot 99 jaar. Tot nu toe liggen er drie jeugdromans op de boekenplank: Het Kraaiennest, Kinderspel en De Bomaanslag.
Hoe het begon
Mijn eerste schrijfsels gingen vooral – hoe kan het anders bij een puber? – over de liefde…
De ambitie om te schrijven voelde ik voor het eerst in mijn middelbare school. Ik dacht dat het hoogste wat ik in mijn leven kon bereiken ‘een boek publiceren’ was. Mijn eerste schrijfsels waren gedichten. Ze gingen vooral – hoe kan het anders bij een puber? – over de liefde, maar ook de natuur en zelfs maatschappelijke thema’s kwamen aan bod. Op het einde van mijn middelbare school schreef ik twee ‘liefdesromans’. Een van de twee was een brievenroman. Toen ik aan de universiteit zat, schreef ik voor het faculteitsblaadje een aantal kortverhalen. Die gingen meestal over mensen die mij op de een of andere manier getroffen hadden.
Op de een of andere manier zijn nagenoeg al die oude teksten verloren gegaan. Dat vind ik best wel spijtig. Niet dat het hoogstaande literatuur was – daar ben ik tot op heden nooit toegekomen – maar het gaat om jeugdsentiment, een fase uit mijn leven. Of klinkt dat te dramatisch?
De eerste publicaties
Als psycholoog heb ik met kinderen en jongeren en hun ouders gewerkt. Mijn ambitie om te schrijven werd door mijn werk erg geprikkeld.
Ik ben psycholoog geworden en dus moest ik ook een scriptie schrijven. Ik zal wel een van de weinige studenten geweest zijn die dat graag deden. Voor het eerst zou er immers een ‘boek’ van mij op meerdere exemplaren worden gedrukt.
Als hulpverlener heb ik met kinderen en jongeren en hun ouders gewerkt. Mijn ambitie om te schrijven werd door mijn werk erg geprikkeld. Niet alleen was ik een kampioen in het schrijven van verslagen, maar stilaan begon ik ook lezingen te geven. Dat was een andere ambitie: mensen informeren over de aanpak van opvoedkundige problemen. En dus moest ik ook weer teksten schrijven. Ik deed dat ontzettend graag. Wanneer ik eenmaal een tekst had, bleef ik die ook stelselmatig verbeteren met een woord, zin, een alinea of een hele paragraaf. Ik wilde per se een ‘degelijke’ lezing geven, met relevante inhoud en goed verstaanbaar. Ik wilde dat lezingen geven ook voor mezelf aantrekkelijk maken. Als je eenzelfde lezing voor de tiende of twintigste keer geeft, wil je jezelf ook nog wel eens verrassen met een nieuw ideetje…
Van lezingen schrijven kwam ik tot artikelen en boeken. De belangrijkste thema’s van de lezingen kwamen ook in die artikelen en boeken aan bod. Het ging dan om thema’s als straffen en belonen, slaap- en buikpijnproblemen bij kinderen en vooral de emotionele problemen van kinderen die de scheiding van hun ouders moeten verwerken. Ik ben midden jaren negentig begonnen met deze boeken. Ik heb er een negental geschreven en ik ben er wel een beetje fier op dat er tot nu toe zo’n 17.000 exemplaren van werden verkocht. Als schrijver wil je gelezen worden… Als hulpverlener wil je helpen…

Overstap naar fictie
Tijdens mijn loopbaan begon ik stilaan ook fictieboeken te schrijven. Maar ik had daar onvoldoende tijd voor.
Tijdens mijn werkperiode had ik weinig tijd om fictie te schrijven. N.a.v. reizen die ik maakte, schreef ik wel eens een kort verhaal. Ik heb ze gebundeld onder de naam ‘Kinderen kijken’, maar nooit uitgegeven. Je ziet dat ik mijn vak maar moeilijk kon loslaten. Anderzijds is het ook wel vanzelfsprekend dat het bijzondere gedrag van sommige kinderen mij inspireerde tot schrijven. Kinderen observeren in hun context en erover schrijven is een kerntaak van elke kinder- en jeugdpsycholoog. Je zou kunnen zeggen dat deze verhalen nog zo’n beetje het midden houden tussen non-fictie en fictie.
Tijdens mijn loopbaan begon ik stilaan ook echte fictieboeken te schrijven. Maar ik had daar onvoldoende tijd voor. Mijn job, lezingen geven, artikels en boeken schrijven, ook al eens met de pers praten, het vulde mijn tijd, soms tot 12 uur per dag en vele uren in de weekends. Ik hield aan dat schrijven van fictie wel een aantal manuscripten over. Zodra ik met pensioen ging, heb ik die manuscripten ‘van onder het stof gehaald’ en ben ik ze beginnen te bewerken. Drie van die manuscripten zijn inmiddels ‘boek’ geworden.
Fotografie en poëzie
Mijn ‘gedichten’ zijn veeleer een soort van hele korte kortverhaaltjes, waarbij ik de regels van de poëzie zelden volg.
Ik heb altijd van fotografie gehouden, maar ik kreeg mijn eerste fototoestel pas in mijn dertigerjaren. In eerste instantie maakte ik vooral reisfoto’s. Gaandeweg maakte ik foto’s van de natuur en van kunst en van de mensen rondom mij. Een bijzonder leuke bezigheid.
Evenwel, ik hield het niet bij fotograferen alleen. Wanneer een foto mij trof, zette ik die op Facebook en schreef ik er een commentaar bij. Humoristische zinnetjes, soms ook ‘filosofische’. Die teksten liepen stilaan uit de hand en werden heuse ‘gedichten’. Nochtans vind ik niet dat ik een poëet ben. Mijn ‘gedichten’ zijn veeleer een soort van hele korte kortverhaaltjes, waarbij ik de regels van de poëzie zelden volg. Ook nu schrijf ik graag humoristische tekstjes, maar vaker gaat het om psychologische of maatschappelijke thema’s.
Aanvankelijk was het de foto die mij ertoe aanzette om een tekst(je) te maken, maar het werkt meer en meer ook andersom. Regelmatig ga ik in mijn archief op zoek naar een foto die bij een ’gedicht’ past.
Mijn foto’s en gedichten plaats ik – voorlopig? – alleen op Facebook. Ik heb geen plannen om een dichtbundel te maken, ook al dringen sommige lezers daar wel op aan. Ik heb wel enkele gedichten en een kortverhaal mogen plaatsen bij Oostland, het literair tijdschrift van de Koninklijke Vereniging van Limburgse schrijvers.

Elkaar
Mama en papa
Houden niet meer van elkaar
Zeggen ze
Daarom gaan ze uit elkaar
Maar ik
Ik hou nog steeds van … elkaar
(c) Ludo Driesen
Inspiratie
Ik zeg altijd: een boek schrijven begint met een boek ‘willen’ schrijven.
Ik denk dat de diepste bron van inspiratie in mijn kinderjaren ligt. Ik las zeer graag en ik las vooral graag boeken waarin kinderen een misdaad oplossen. Het mag dan ook niet verwonderen dat ik zelf dat soort boeken ben gaan schrijven.
En waar ik dan de inspiratie vandaan haal? Ik zeg altijd dat een boek schrijven begint met een boek ‘willen’ schrijven. Eenmaal je je geest ervoor openzet, vind je overal inspiratie: vroegere of actuele ervaringen in je persoonlijk leven, situaties en gebeurtenissen waar je over hoort in de media, in gesprekken met andere mensen. Het gaat altijd om iets wat een bijzondere manier indruk op je maakt of gemaakt heeft. Het basisidee voor je boek is geboren.
Bij Het Kraaiennest was dat een jeugdervaring met een vriendje van de klas. Hij beweerde dat er in een oud, afgetakeld huis misschien wel een schat van zijn familie lag. Op een middag zijn we op onderzoek gegaan. Deze gebeurtenis vormt bijna letterlijk het thema van het boek. Het verhaal situeert zich in mijn geboortedorp, Kleine-Brogel.
Voor Kinderspel werd ik geïnspireerd tijdens een tentoonstelling van Pieter Brueghel de Jonge in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. En waarom dan geen Brueghel laten stelen uit het Brueghelmuseum/Brueghelhuis in Peer? Kleine-Brogel is een deelgemeente van Peer en ik heb daar ook mijn middelbare school gevolgd. Het idee van De Bomaanslag ontstond toen ik op de nieuwsberichten hoorde over een terrorist die een bomaanslag wilde plegen op de luchtmachtbasis van Kleine-Brogel. Niettemin is het boek pas vele jaren later geschreven. De herinnering was er wel en werd later gereactiveerd door de terroristische aanslagen in ons land.
Hoe het schrijven verloopt
Het leuke en tegelijkertijd soms frustrerende aan een boek schrijven is dat het verhaal je nooit loslaat. Schrijver ben je 24/7.
Eenmaal je je genre hebt gekozen, het basisidee gerijpt is, je de structuur, en de grote lijnen van je verhalen hebt uitgezet met plot, personen en locatie is het een kwestie van ‘aan het werk gaan’. Bij het schrijven zelf moet je niet wachten op zoiets als ‘de inspiratie van het moment’. Dit is een romantische gedachte die niet werkt. Althans niet bij. Het is een cliché, maar schrijven is 10% inspiratie en 90% transpiratie. Tijdens het schrijven komen de ideeën die je boek inhoud geven vanzelf.
Die invallen kunnen gaan over het gewoon volgen van je uitgezette verhaallijn, over nieuwe wendingen in je verhaal, vaak ook over details die het verhaal meer karakter geven. De onderliggende vraag is altijd: hoe kan ik het verhaal leuker, rijker, verrassender, spannender… maken?
Dat geldt zelfs voor zoiets als het kiezen van de titel. Ik gebruik doorgaans een werktitel en terwijl het verhaal zich ontwikkelt, komt er een – hopelijk gepaste – titel tevoorschijn. ‘De Juwelendiefstal’ werd ‘Het Kraaiennest’, ‘De Kunstroof’ werd ‘Kinderspel’, ‘De Bomaanslag’ bleef dan weer ‘De Bomaanslag’ omdat dit voor mij de meest sprekende titel was.
Het leuke en tegelijkertijd soms frustrerende aan een boek schrijven is dat het verhaal je nooit loslaat. Schrijver ben je 24/7. Op de gekste momenten krijg je invallen. En dat is dus niet alleen wanneer je aan je schrijftafel zit, maar dat kan ook ’s avonds laat of ’s morgens vroeg in je bed, onder de douche, in de auto, tijdens een gesprek… Je hebt op zo’n moment zelden of nooit de gelegenheid om nota’s te maken of je ideeën uit te werken. Soms vallen je ganse zinnen te binnen en dan wil je die zo snel mogelijk aan het papier – lees: je laptop – toevertrouwen. Soms ben je die invallen kwijt wanneer je weer aan je schrijftafel zit. Aanvankelijk frustreerde mij dat enorm. Ondertussen heb ik geleerd dat die ideeën terugkomen of dat je andere krijgt. Je fantasie laat je nooit echt in de steek, vroeg of laat schiet ze weer in gang.



Creativiteit, de kern van elke kunstenaar
Als psycholoog vind ik het boeiend te zien hoe ideeën bij jezelf kunnen rijpen.
Het mooie aan schrijven voor mij is dat je zelf een wereld kan creëren, dat je dingen (niet) kan laten gebeuren, dat je personages in het leven kan roepen, hen kan aankleden met fysieke en mentale eigenschappen, dat je hen dingen kan laten doen en zeggen. Je bent de baas in de wereld die je creëert. Sommige psychologen zullen zeggen dat het om een onbewuste drang naar macht gaat. Om zelf voor God te spelen! Let it be! Zolang de lezer mee is en geniet…
Als psycholoog vind ik het boeiend te zien hoe ideeën bij jezelf kunnen rijpen. Ik weet dat fantaseren een zeer moeilijk te bestuderen onderwerp is. Wat zijn de ‘wetten’ van de creativiteit? Bijna een contradictie op zichzelf, zoiets als wat zijn de wetten van de vrijheid? Ook al bestaan die wetten ongetwijfeld! Want creatief zijn is een bezigheid met ongekende vrijheid. Natuurlijk zijn er voorwaarden die creativiteit mogelijk maken, maar op een bepaald moment ga je jezelf verrassen. Je kan op voorhand nooit weten welke ideeën je pad zullen kruisen. Je oorspronkelijk idee gaat zijn eigen, soms grillige weg en je hoeft die dan maar te volgen…
Het krijgen van nieuwe ideeën geeft je een fantastisch gevoel, zeker als je boek daar beter van wordt. Wat, helaas, niet altijd het geval is. Soms moet je die nieuwe ideeën weer schrappen. Het interessante is te merken dat je met soms kleine dingen grote effecten kan krijgen. Soms kan je met een woord, een zin, een alinea de spanning enorm laten toenemen.
Er is evenwel ook het pijnlijke fenomeen van ‘killing your darlings’. Soms heb je prachtige ideeën en mooie tussenverhaaltjes, maar zijn ze overbodig, belasten ze het verhaal. En dan moet je schrappen. Stukjes waar je echt van genoot, waar je soms hard aan gewerkt heb, moeten eruit! Schrijven is voor een groot deel ook schrappen.
Fouten, fouten en nog eens fouten!
Onze hersenen zijn geneigd om fouten tijdens het lezen visueel te corrigeren, waardoor je ze niet ziet staan.
Een andere moeilijkheid bij het schrijven van een boek is het vermijden van fouten. Dat kan gaan om inhoudelijke vergissingen. Schrijven mag dan een ‘vrije activiteit’ zijn waar je je fantasie de vrije loop kan geven, je moet wel ‘innerlijk consistent’ zijn. Dat wil zeggen dat alle elementen van je verhaal met elkaar moeten kloppen. Ook als het over details gaat. Wat in het ene hoofdstuk staat, moet kloppen met wat in het andere staat. Ik geef altijd als (eenvoudig) voorbeeld de kleur van het haar van een figuur. Wanneer dat haar in hoofdstuk 1 zwart is, moet dat in hoofdstuk 5 ook zwart zijn. Tenzij die natuurlijk tussen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 5 een kleurspoeling bij de kapper heeft gekregen. Maar dan moet je die spoeling ook vermelden. Dat innerlijk consistent zijn voor details, maar natuurlijk nog veel meer voor grote gebeurtenissen.
Een ander probleem zijn de typefouten. Zelf kan je die bij het nalezen vaak niet goed vinden. Je kent het verhaal natuurlijk goed, je gaat snel en onnauwkeurig lezen. Bovendien zijn onze hersenen geneigd om fouten tijdens het lezen visueel te corrigeren, waardoor je ze niet ziet staan. Daarom leen ik altijd de hersenen van enkele andere mensen. Zij vinden die fouten meestal wel. Meestal! Want niet zelden blijven er toch nog fouten over en dat tot ergernis van de correctoren, mijzelf en van sommige lezers. De mogelijkheid dat ik fouten gemaakt heb, zorgt ervoor dat ik een eigen boek, eenmaal uitgegeven, nooit meer lees. Tenzij ik voor een herdruk gemaakte fouten mag corrigeren.
De weg naar een uitgever
Als schrijver wil je vooral ‘gelezen worden’. Voor mij speelt het financiële aspect een minder grote rol.
Het vinden van een uitgever is niet gemakkelijk. Voor mijn non-fictiewerk kwam ik, na enkele pogingen, bij Garant Uitgevers terecht. We hebben voor al mijn non-fictieboeken samengewerkt.
Voor mijn fictiewerk ging die zoektocht heel wat moeilijker, ook al kreeg ik van lezers vaak bemoedigende reacties. Het is blijkbaar niet zo evident om een ‘jeugdmisdaadroman’ uit te geven. Het is een kleine niche binnen de jeugdliteratuur. Jongeren lijken vooral te houden van fantastische avonturenromans à la Harry Potter en van strips. Jongeren lezen helaas ook veel minder. Afwijzingen door uitgevers leidden er wel toe dat de boeken aanzienlijk verbeterden. Uiteindelijk vond ik voor Het Kraaiennest en Kinderspel uitgeverij Schrijverspunt.nl. Voor De Bomaanslag ging ik dan weer op zoek naar een Vlaamse uitgever en dat werd Uitgeverij Het Punt.
Als schrijver wil je vooral ‘gelezen worden’. Voor mij speelt het financiële aspect een minder grote rol. Voor een uitgever speelt het commerciële natuurlijk wel mee, aangezien het voor de medewerkers hun broodwinning is. En wanneer een boek niet genoeg verkoopt, word je voor hen minder interessant.
Promotie
Gelukkig zijn er allerlei boekenplatforms waar je je boeken kan voorstellen. Ik ben Boekenerf zeer dankbaar voor het promotiewerk dat zij voor mij en vele andere schrijvers doen.
Na het vinden van een uitgever, stelt zich een nieuw problemen: promotie voeren. Zoals gezegd, wil je als schrijver gelezen worden en moet je ervoor zorgen dat jij en je boeken een zekere bekendheid verwerven. Dat is niet eenvoudig. Schrijven is het minst moeilijke deel van een boek publiceren. Het moeilijkste komt pas daarna.
Ik heb sowieso een website laten ontwikkelen. Op www.ludodriesen.be vind je zowat alles wat ik op het vlak van schrijven ooit heb gepresteerd. Dus zowel het fictie- als het non-fictiewerk.
Naast mijn website maak ik zeer veel gebruik van Facebook en in mindere mate van Instagram. Ik probeer regelmatig nieuwtjes over mijn boeken te posten.
Gelukkig zijn er allerlei boekenplatforms waar je je boeken kan voorstellen. Ik ben Boekenerf zeer dankbaar voor het promotiewerk dat zij voor mij en vele andere schrijvers doen.
En natuurlijk zijn er de contacten met boekhandels waar ik af en toe signeersessies mag houden.
Hetgeen ik het liefst doe, is boekvoorstellingen geven op scholen (5de en 6de leerjaar) en voor jeugd- en volwassenenverenigingen. Praten over mijn boeken en hun achtergrond vind ik fantastisch om te doen. Bij deze doe ik een oproep aan verantwoordelijken van scholen en verenigingen om contact met mij op te nemen. De financiële voorwaarden zijn minimaal.
Tot slot is sociaal netwerken van groot belang. Helaas strooit corona een pak roet door het leesvoer… van mij en van alle andere schrijvers…
Over de auteur van deze blog

Ludo Driesen, °17 februari 1955, van opleiding klinisch kinder- en jeugdpsycholoog, heeft bijna 40 jaar als hulpverlener in een Centrum Geestelijke Gezondheidszorg gewerkt en is inmiddels gepensioneerd. Hij woont in Pelt.
Hij publiceerde bij Garant-Uitgevers te Antwerpen en Apeldoorn een reeks non-fictieboeken. Ondertussen heeft hij zich ook op het pad van de fictie begeven, met spannende boeken voor jongeren.

Lapje
Ik geef mijn beertje Lapje
Zijn zoete papje
Dan komt het water
Algauw een stroom met veel geklots en geklater
Kom meisje zegt mama
Naar boven zegt papa
We zitten op het dak
Stormvlagen slaan een enorm wak
We blijven daar hoog boven alles urenlang
Ik word door de felle regenvlagen heel erg bang
Ik trek Lapje strak tegen me aan
Zodat de wind hem niet van mij weg kan slaan
Hotsend en botsend zwemmen auto’s door de straten
Een oud dametje wordt in een bootje gedragen
Een jonge meneer weigert met de helpers mee te gaan
Boos en triest blijft hij voor zijn gebroken huisje staan
Mama legt haar armen om me heen
Ik kruip op haar schoot en ween
Papa zwaait heftig met een doek
Hij schreeuwt een keiharde vloek
Plots een geluid van gekraak en geplof
Een huis zakt in de rivier een wolk van stof
Geraas en geknetter in de lucht
Een helikopter in volle vlucht
Iemand daalt aan een touw naar beneden
Neemt mij met sterke handen mede
De vrouw kijkt mij liefjes aan lacht en zegt
Wees gerust samen winnen wij dit gevecht
Ik ben verkleumd door de ijselijk bijtende koude
Plots kan ik Lapje niet meer in mijn handjes houden
Hij wordt opgetild en gedragen door brutale winden
Ver weg vliegt Lapje zal ik hem straks weer vinden
Als hij maar niet in de vieze stromen zal neerkomen
Verdwijnen tussen hopen puin en afgeknapte bomen
Ik zal nooit meer met Lapje spelen
Nooit meer snoepjes met hem delen
Hij zal mij nooit meer met zijn snoet bekoren
Ik ben mijn schatje Lapje voor altijd verloren
Zal ik ooit nog kunnen slapen…
Een weekje later komt mijn redster opgewonden
In het opvangcentrum tot bij mij
Zij heeft mijn lieve Lapje tussen al dat puin gevonden
En zij brengt mijn lieve schatje weer naar mij
Nu zal ik vast weer kunnen slapen…
(c) Ludo Driesen

De zorg van oma en opa
De zorg van oma
En wellicht ook van opa
Ben ik de zachte kracht
Voor mijn zo geliefde nageslacht
Ben ik een voorbeeld en een stimulans
Vergroot ik wezenlijk hun kans
Ben ik een houvast
Voor die jonge gast
Ben ik hen op de woelige baren een boeg
Is vriendschap en vertrouwen wel genoeg
Moet ik meer praten en ook meer doen
Of volstaan dichtbij zijn en een dikke zoen
Ben ik verwrongen met hun vezels
Ben ik dan een van hun wrange gesels
Of maak ik hun ziel en lijf machtig sterk
Voor hun levenslang te verrichten werk
Ons bezoeken wanneer ze al groter zijn
Vinden onze kleinkinderen dat nog fijn
Zijn wij nog steeds hun favoriet
Is er nog een die ons graag ziet
Zijn opa’s en oma’s nog aan de macht
Ook al krijgen ze stilaan minder kracht
Wat als oma en opa ouder worden
En hun levens stilaan korten
Zullen ze ons missen
Wij kunnen alleen maar gissen
Zullen ze nog eens aan ons denken
Nog eens naar de sterren wenken
Kijk eens oma
En jij ook opa
Zie bij de kleintjes de glimlach in hun heldere ogen
Hun armpjes naar jou zwaaien ze maken hoge bogen
Zie die reuzen van meiden en kerels zo dichtbij
Scrabbelen onder die vertrouwde treurwilg jij en zij
Evenwel…
Er zijn oma’s en opa’s die om vele redenen
Geen oma en opa kunnen zijn
Wil even denken aan hun gepieker en hun pijn
(c) Ludo Driesen
1 Pingback