Photo by Jonathan Ansel Moy de Vitry on Unsplash
Het gebeurt zelden dat ik naar het buitenland reis om een concert bij te wonen. Dit heeft niets vandoen met leeftijd, luiheid of desinteresse, alles met de kwaliteit van de artiest en de nood om een fenomeen live te willen zien. Een jeugdidool bijvoorbeeld.
Een nostalgisch gevoel had me overvallen toen ik las dat een restant van mijn favoriete popgroep uit de jaren zestig een tournee door Europa plande. Het was niet de eerste keer dat hij het continent doorkruiste, maar vanwege beroepsbezigheden had ik zijn laatste passage in Antwerpen node aan mij moeten laten voorbijgaan. Deze keer stond Antwerpen niet op de tourlijst, maar Amsterdam. Ik dacht: de 80-jarige gabber wordt aardig grijs en zijn babyface steeds meer een gegroefde akker, zijn knoken kraken onder het gewicht der jaren, maar hij draaft nog steeds als een wulpse hinde vlaggenzwaaiend over het podium. Een hoge noot durft hij al eens niet te halen en de stem klinkt wat heser dan voorheen, maar dit wordt glimlachend en met de mantel der liefde toegedekt. Wij koesteren jeugdidolen in het fluwelen doosje van ons hart.
Een schuchter stemmetje fluisterde me in dat dit mogelijk de laatste gelegenheid was om een concert van sir Paul McCartney bij te wonen. Nostalgie wint het van de realiteitscheck en je wilt met een goed gevoel met pensioen gaan. Dus kocht ik een kaartje voor de Eurostar.
Om me niet te vervelen met het zicht op Vlaamse koterijen, Nederlandse sanseveria’s en spoorwegovergangen stopte ik een pocket in mijn rugzak. Het was een gewoonte die ik had overgehouden van toen ik nog op prospectie trok voor vakantiewoningen in de Provence. Ik had toen eindelijk de gelegenheid gevonden om Tolstojs ‘Oorlog en vrede’ aan te pakken. ‘Anna Karenina’ moest nog even wachten. Op weg naar Amsterdam kies je voor het kortere werk, bij voorkeur van een schrijver uit het eigen taalgebied. Zo was ik al een tijdje in mijn lectuur verdiept toen iemand zich over mij posteerde en een stem uit het verleden opklonk. Het verzonkene rees weer naar de oppervlakte.
***
Liefde is toeval. Kondigt mijn alter ego af. Je kruist de liefde op Aalst carnaval, op de camping van Tomorrowland, in het spookkot, op het naaktstrand, in het skatepark, op een babyborrel of in de tattooshop. Ik spreek niet voor de derde leeftijd. Er is geen vastgelegde plaats. Ik ontmoette de liefde bij ‘Weg die bommen godverdomme!’. Ik was jong. Niet piep, maar toch. En het was niet de grote betoging in Brussel waarop honderdduizenden hun onvrede uitschreeuwden vanwege de verwachte installatie van kernwapens op Kleine Brogel. Het was op een van die kleinere evenementen in Leuven. We marcheerden van het station naar de Grote Markt. Niet het langste parcours ooit, maar het was het signaal dat telde. Ik was toen voorzitter van de jong Vlaams-Nationalisten. Voor wie denkt dat er alleen met rode en zwarte vlaggen gezwaaid werd: nee, de Vlaamse leeuw was wel degelijk aanwezig. Het was nog aan de voorvooravond van de Grote Doorbraak.
Maar goed, ik liep op de eerste rijen en schreeuwde de longen uit mijn lijf: ‘Weg die bommen godverdomme!’. Tot er ook een schelle stem naast mij een aanslag op mijn eustachiusbuis pleegde. Nu ja, aanslag is misschien wat overdreven, maar toch. Omdat ik de stem niet kende wierp ik steels een blik opzij en zag een studente met een langekleppet en een typische witte doktersjas besmeurd met bloem, verf, bier alsof de meid in kwestie recht van een doopritueel kwam afgezakt.
‘Weg die bommen godverdomme!’
Godverdomme, ja, zo zag ze er uit. Op het korte traject slaagden we erin om tussen de slogans door ook wat anders naar elkaar toe te roepen met als gevolg dat na ontbinding van de manifestatie Vlaams-Nationalisten en studenten politieke wetenschappen uitbundig verbroederden op de Oude Markt. Fien en ikzelf een ietsje gedurfder dan de anderen, maar niemand merkte dat op vanwege de lodderogen en de benevelde geesten.
En dan volgde de hamvraag: hoe beland ik van het café in de slaapkamer? Althans zo schrijft de mannelijke grondwet voor, want mannen zijn jagers en jagers beschikken over een opgeblazen ego. Ze kunnen slechts pronken met hun trofee als de prooi geconsumeerd is. En ik zie nu menige vrouwelijke lezer instemmend knikken, want ook zij durven wel eens voor de onenightstand kiezen, omdat ze kinderen van Samanta Jones zijn en seks, ook in Vlaamse cities, lekker meegenomen is.
Fout gegokt, dames. Net zomin als mijn eerste liefde me mijn leven lang bijblijft en ik me ook wel eens bezondigd heb aan het volgen van mijn driften, voelde ik in dit geval dat er iets bijzonders zat aan te komen en ik deze ontmoeting niet mocht bezoedelen met gore gedachten. Ik besefte dat er iets unieks in de lucht hing en ik deze situatie handig, overdacht en geduldig moest aanpakken om er de vruchten van te kunnen plukken. En, weet je, ook zij voelde dat aan. Dat merk je gewoon. Ook in beschonken toestand.
Eigenlijk was het vervolg voorspelbaar: de week daarop was een internationale vredesdemonstratie in Brussel gepland. Ze verbleef in het weekend weliswaar in Tilburg, maar zo ver over de grens lag dat niet en als vredesactiviste reisde ze sowieso heel Europa af om present te tekenen op activiteiten die de plaatsing van kruisraketten in vraag stelden.
Nog een laatste slaapmutsje gevolgd door een slaapkusje. Een slaapzoentje voor haar, want Nederlanders zoenen en Vlamingen kussen. Maar dat verschil is verwaarloosbaar. Van het volgende weekend zouden de vonken eraf spatten en niet alleen tijdens de manifestatie.
***
Even verifiëren. Ik keek op en blikte in de heldere kijkers van Fien, want die waren er nog. Voor het overige kon ik de oudere versie van de studente politieke wetenschappen best smaken. Mature vrouwen zijn sexyer dan hun jongere versie, althans voor een ouder wordende man met ogen in zijn kop en enig savoir vivre.
“Was je van plan mij de hele tijd te negeren, Gerolf?”
Beduusd keek ik haar aan. Ze pakte me koud met haar plotse verschijning en haar directe stijl.
“Oeps, ik ben helemaal afgesloten van de wereld als ik aan het lezen ben. Excuus.”
Ze boog zich voorover en rukte het boek haast uit mijn handen.
“Pfeijffer verdorie. Die dandy met meer ‘vaste’ partners dan ringen aan zijn vingers.”
“Ilya Leonard Pfeijffer, Fien. En een schrijver beoordeel je niet op zijn levenswijze of uiterlijk maar zijn werk.”
“O jeetje. Maar zijn levensstijl heeft wel invloed op zijn schrijverij, hoor. En ik verafschuw dikdoenerige mannen die er plezier in scheppen hun geboorteland te schofferen.”
Er viel een vervelende stilte. Zij wilde haar woorden laten nazinderen en ik had geen zin om het weerzien met gekibbel aan te vatten.
“Wat een verrassing je hier aan te treffen”, veranderde ik het gespreksonderwerp.
“Ik spoor naar Amsterdam”, antwoordde ze, blijkbaar niet ontevreden vanwege mijn tactiek. “Een dagje shoppen.”
“Dan zitten we op hetzelfde spoor als je mij die woordspeling toestaat”, grapte ik, “maar niet om te shoppen.”
“Flauwe woordspeling, hoor. Je humor is aan een update toe.”
“Flauwe humor is misschien mijn handelsmerk, maar dat is geen verrassing toch?”
“Zo lichtgeraakt”, zuchtte ze, en ze liet even een pauze vallen. “Maar ik begrijp best waarop je zinspeelt.”
“Werkelijk? Uren heb ik aan de voet van dat standbeeld zitten wachten.”
Mijn associërend vermogen is legendarisch en makkelijk te decoderen. Vooral door een partner in crime. Dus haakte ze vlot in:
“Je zit er nog mee in je maag, niet? Maar ik pleit onschuldig. Telefoonnummers hadden we niet uitgewisseld. Onmogelijk om je te verwittigen.”
“Ik was ervan overtuigd dat er meer speelde dan een bevlieging.”
“Dat was ook zo, maar op zaterdag had ik mijn sleutelbeen gebroken op een mountainbikeritje met vriendinnen. Een pijnlijke affaire.”
Ze trok een gezicht alsof ze nog last had van de breuk.
“Ik heb aan de universiteit nog navraag gedaan naar de studente politicologie Jozefien, maar ik ving bot. Onbekend.”
“Niet verwonderlijk. Fien is in mijn geval de afkorting van Delphine, maar dat kon je niet weten. We waren nog niet close.”
Dat klopte, maar het voelde aan alsof we close waren vanaf het moment dat we naast elkaar liepen, bedacht ik. Die verbondenheid springt meteen over. Je hebt geen behoefte aan jarenlang wetenschappelijk onderzoek of een master psychologie. Alleen wie het heeft meegemaakt, begrijpt dat.
“Heb jij nooit de behoefte gevoeld om me te gaan zoeken?” vroeg ik.
“Zeker wel, maar waar had ik moeten beginnen? Ik wist helemaal niets over jou. We hebben de hele avond gepraat, maar eigenlijk was geen zinnig woord tot mij door doorgedrongen. Ik leefde in een roes en kon alleen maar met verliefde ogen naar je staren. Het enige wat me was bijgebleven: we zien elkaar aan de Albertina-bibliotheek, voor het standbeeld van die legendarische koning. En dat was het.”
“Ik heb me vaak afgevraagd: wat als…? De puzzelstukjes leken zo goed in elkaar te passen en dan besliste een willekeurig iemand om het af te blazen, maar wat als…? Voor een buitenstaander lijkt het stom en te belachelijk voor woorden, maar…”
“Ik ben geen buitenstaander. Ik heb met een gelijkaardig gevoel gekampt, maar ben nuchterder dan jij. Daarenboven moest ik nog afstuderen, terwijl jij al een etappe verder stond. Met René heb ik uiteindelijk een fijn huwelijk gehad, hoewel we momenteel meer als broer en zus met elkaar omgaan en ik me afvraag: wil ik met hem ook de herfst van mijn leven doorbrengen?”
“Ik vrees dat mijn romantische aard me heeft verhinderd om ooit de beslissende stap te zetten. Hoe kan je immers een bevredigende relatie opbouwen als er constant een ander door je hoofd spookt? Je zou je partner slechts voorliegen, ook al weet je dat je iemand idealiseert die je nooit echt hebt gekend. En ik was ervan overtuigd dat liefdes op het eerste gezicht je hele leven blijven doorwerken.”
“Gevoelens kan je niet controleren. En de een gaat er anders mee om dan de ander. Als ik zo naar je kijk begrijp ik waarom het meteen goed zat tussen ons.”
Ik schuifelde wat ongemakkelijk op de bank, wist een ogenblik niet hoe me verder te gedragen. Kon het zijn dat na al die jaren het eertijds geplante zaadje nog altijd wachtte om te ontkiemen?
“Ik dacht zo”, begon ik aarzelend.
Ze keek me aan.Was dat een verwachtende blik? Of hoopte ik eerder op een verwachtende blik? Speelde mijn sentimentele aard me geen parten en stelde ik me geen dingen voor die de realiteit ontkenden?
“Ik dacht zo”, herhaalde ik. “Wat als we die afspraak eens overdeden?”
(c) Guido Devos
Eerder verschenen in het eenmansschrift De Vos nr. 26, herfst 2022


Over de auteur van deze blog

Hoewel Guido Devos (Vilvoorde, 21 januari 1953) al sinds zijn jeugd schrijft, begon hij pas te publiceren in de jaren tachtig.
Er werden talloze verhalen, gedichten, essays en recensies van zijn hand in diverse tijdschriften gepubliceerd. Het verhaal ‘Lieve Gerda’ werd door de Nederlandse Playboy opgenomen en met een aquarel van Jan Vanriet geïllustreerd. In 1989 werd hem de Wel-prijs voor essay toegekend voor een stuk over het werk van Jeroen Brouwers.
Geef een reactie